Geschiedenis Gorinchem

Gorinchem, meestal uitgesproken en soms geschreven als Gorcum of Gorkum, is een stad en gemeente in Zuid-Holland. Eeuwenlang was de stad een belangrijke vestingplaats met honderden militairen binnen de wallen. De gemeente kent een oppervlakte van slechts 2201 hectare en heeft 37.622 inwoners (in 2022). Het dorp Dalem was voor 1986 onderdeel van de Gelderse gemeente Vuren. Na een grenswijziging werd Dalem in 1986 onderdeel van de gemeente Gorinchem. De Linge stroomt dwars door de oude binnenstad en mondt uit in de Merwede.

Het gemeentewapen van Gorinchem, toegekend in 1982.

Het gemeentewapen van Gorinchem, toegekend in 1982.

Gemeentewapen

Op 24 maart 1982 werd een nieuw gemeentewapen toegekend aan Gorinchem door de Hoge Raad van Adel. Het werd als volgt omschreven: “In goud een gekanteelde poort van keel, gedekt met 3 daken van azuur, waarop 4 naar links waaiende vanen van keel, in de poort een opgetrokken valhek van sabel en in de schildpunt een schildje van zilver, beladen met 2 beurtelings gekanteelde dwarsbalken van keel. Het schild gedekt met een gouden kroon van 3 bladeren en 2×3 parels en gehouden door 2 gouden leeuwen, getongd en genageld van keel. Wapenspreuk : Fortes Creantur Fortibus in Latijnse letters van keel op een lint van goud.”

Belangrijkste wijziging ten opzichte van het gemeentewapen uit 1816 was de toekenning van de wapenspreuk Fortes Creantur Fortibus, in vertaling Sterken brengen sterken voort. Deze wapenspreuk werd al in de 18e eeuw door de stad gebruikt, maar werd bij de aanvraag in 1815 door de Hoge Raad afgewezen.

“Huis van Goro”

Gorinchem (uit te spreken als Gorcum) is letterlijk het “huis van Goro” en zal in de tiende/elfde zijn ontstaan. De nederzetting ontstond op hoger gelegen land nabij de monding van de Linge in de Merwede en zal bestaan hebben uit boeren en vissers. Het oudste geschreven bericht over Gorinchem dateert van het jaar 1224, toen graaf Floris IV van Holland aan de bewoners van deze plaats een privilege gaf. De Gorcumers hoefden geen tol meer te betalen in het graafschap Holland.

Arkels

Omstreeks 1250 kwam de heerlijkheid Wolferen, waaronder het plaatsje Gorinchem, in het bezit van het geslacht Van Arkel. Het kasteeltje dat bij de kerk van Arkel stond, werd vervangen door een nieuw kasteel. Dit werd ten oosten van Gorinchem, in het Wijdschild, gebouwd. In 1382 kreeg Gorinchem stadsrechten van Otto van Arkel. Gorinchem ontwikkelde zich tot de hoofdplaats van het Land van Arkel, een vrij onafhankelijk gebied tussen Holland en Gelre. De bevolking kreeg bepaalde rechten, zoals het recht van eigen bestuur (door schout en schepenen) en het marktrecht. De stad werd beschermd door een gracht met aan de binnenkant een wal, versterkt met houten palen. Tevens kwamen er stenen poorten. In het midden van de 14de eeuw werden deze wallen nog verbeterd met stenen muren en torens.

Markten en gilden

Gorinchem groeide en handel en ambacht werden belangrijk. De boeren brachten hun producten naar de Gorcumse markt. Die producten werden verkocht of geruild voor goederen die de ambachtslieden uit de stad aanboden: aardewerk, kleding, meubelen, bier en nog veel meer. Deze ambachtslieden waren verenigd in gilden. Veel namen van deze gilden kun je nu in de Gildenwijk terugvinden, bijvoorbeeld Zwartververstraat en Hoepmakerstraat. Ook de handel met andere steden werd belangrijk. In de Lingehaven werden schepen gelost en geladen. Het was daar steeds een drukte van belang.

Achtste stad van Holland

Het Land van Arkel met Gorinchem als hoofdstad lag tussen de veel grotere staten Holland en Gelre. Toen deze landen machtiger werden, wilden zowel Holland als Gelre het bij hun grondgebied voegen. Na jaren van strijd in de Arkelse Oorlogen (1401-1412) wist graaf Willem VI van Holland Gorinchem in zijn bezit te krijgen. Het Arkelse kasteel in het Wijdschild werd verwoest. Als blijk van hun macht bouwden de Hollanders een nieuw kasteel aan de Merwede, de latere Blauwe Toren. Willem van Arkel wilde zich voor de geleden nederlaag wreken. Maar in de strijd tegen graaf Willems opvolgster, Jacoba van Beieren, sneuvelde hij in 1417 in de Revetsteeg. Als herinnering hieraan werd in 1549 een gedenksteen aangebracht, die je daar nu nog kunt vinden. Door de aansluiting bij Holland brak voor Gorinchem een periode van grote bloei aan. De tol – de plaats waar men belasting inde – werd van Woudrichem overgebracht naar Gorinchem, dat nu de “achtste stad van Holland” werd genoemd. Het had tussen de 4.000 en 6.000 inwoners.

De Martelaren

De Hervorming is niet onopgemerkt voorbijgegaan aan Gorinchem. In 1566 werd de eerste protestantse kerkdienst gehouden. De regering van Karel V bleef echter katholiek en bestreed de hervormden fel. Die kwamen tenslotte in opstand. Zes jaar later, kort na het begin van de Tachtigjarige Oorlog, werd de stad veroverd door de Watergeuzen. Zij namen 19 priesters en broeders gevangen, die werden overgebracht naar Den Briel, waar zij werden opgehangen. Zij staan bekend als de Martelaren van Gorcum. Veel kerken, kloosters en kapellen werden vernield of door de nieuwe protestantse machthebbers opgeëist. Tijdens de 80-jarige oorlog werd Gorinchem van nieuwe vestingwerken voorzien om de stad te beschermen tegen de Spaanse troepen.

Nieuwe vesting

Door de uitvinding van het buskruit en het kanon waren de oude middeleeuwse stadsmuren erg kwetsbaar geworden. Achter de muren werden toen aarden wallen opgeworpen. Vóór de oude stadsmuur bouwde men vijfhoekige uitsteeksels, bastions of bolwerken genaamd. Gorinchem kreeg een vestingwal met elf bastions en vier poorten: de Arkel-, Kanse-, Water- en Dalempoort. In 1584 begon men met de bouw, wat pas in 1642 werd afgerond. Gorinchem bleef heel lang (tot 1967) een vestingstad als onderdeel van de Hollandse Waterlinie. De nieuwe wallen werden zo ruim aangelegd, dat de stad dubbel zo groot werd. Het nieuwe gedeelte – of Nieuwstad – bleef lang zonder huizen. Wel vond men er veel tuinen. Enkele straatnamen herinneren hier nog aan (Tuinstraat, Warmoesstraat en Hovenierstraat).

Gouden eeuw

De 17e eeuw was een periode van grote economische bloei voor Nederland. Kunst en wetenschap floreerden. Voor Gorinchem gold dit ook, zij het in mindere mate. Het aantal inwoners groeide in de 17e eeuw tot 7000. De handel en de markten bleven belangrijk voor de stad. Nieuw was de opkomst van grotere bedrijven dan men in de Middeleeuwen kende. In Gorinchem waren er bierbrouwerijen, pottenbakkerijen en niet te vergeten de pijpmakerijen. Na Gouda was Gorinchem de stad waar de meeste pijpen werden gemaakt. Op het gebied van kunst en wetenschap werden ook enkele Gorcumers bekend. Abraham Bloemaert, Govert en Rafaël Camphuysen, Aert van der Neer en Jacob van der Ulft waren kunstschilders. Jan van der Heijden, ook een Gorcummer, was de uitvinder van de brandspuit, en Dirk Camphuijsen was een bekende dichter. In de Gouden Eeuw werd ook meer aandacht besteed aan de zorg voor armen en zieken. Men bouwde o.a. een weeshuis, een armhuis, een dol- en pesthuis en een ziekengasthuis. Het weeshuis dateert uit 1567 en staat nu nog in de Molenstraat. Aan de armen werden uitdelingen gedaan in de vorm van voedsel en turf (om de kachel te stoken).

Pruikentijd en Fransen

Na de bloei in de Gouden Eeuw kwam in de 18e eeuw de teruggang. In 1789 brak in Frankrijk de revolutie uit, omdat de mensen meer vrijheid wilden. Napoleon kwam tenslotte als de machtige man naar voren. Hij wist een groot deel van Europa, waaronder Nederland, te veroveren. De Franse tijd zou tot 1814 duren. Het dieptepunt voor Gorinchem werd bereikt aan het einde van de Franse overheersing. De terugtrekkende Franse troepen verschansten zich in de vesting Gorinchem. Na een drie maanden durend beleg, waarbij de stad ten gevolge van beschietingen veel schade opliep, gaven zij zich over.

Industrialisatie

Rond 1850 veranderde er veel in Gorinchem, o.a. door de uitvinding van de stoommachine. Er kwamen fabrieken voor de productie van tabak, bier, kaarsen en scheepswerven voor de bouw van schepen. De bouw van de Gorcumse gasfabriek (in 1855) was van belang voor de verlichting en verwarming. Stoomschepen onderhielden veerdiensten met Rotterdam en Dordrecht. Er werden ook kanalen gegraven, zoals het Merwedekanaal, dat Gorinchem een aansluiting gaf met Amsterdam. Ook werd er een spoorlijn naar Gorinchem gelegd (1883). Naast de industrie bleven de markten en de visserij belangrijk.

Sociale misstanden

Het leven in de 19e eeuw was moeilijk voor verreweg de meeste mensen. Er werd veel armoe geleden. Regelmatig braken besmettelijke ziekten uit. Die konden ontstaan doordat mensen het vuile grachtwater dronken. Daarom dempte men de grachtjes en de Kalkhaven. Later werden riolen aangelegd en kregen de mensen waterleiding. Maar de armoede bleef. Mannen, vrouwen en kinderen moesten hard en lang werken voor een klein beetje geld. Ze woonden in te kleine huizen, die in smalle straatjes en stegen stonden. Ook het gebied dat in de 17e eeuw nog onbebouwd was, werd nu volgepakt met huizen. In 1900 woonden er zelfs 12.000 mensen in de binnenstad. Er was erg veel verschil tussen de rijken en de armen. De rijke burgers woonden in de mooie huizen aan de Appeldijk, de Havendijk e.d. De armen in de kleine straatjes en steegjes zoals de Spaarpotsteeg en de Blauwe Haansteeg.

Gorinchem breidt uit

Aan het eind van de 19e eeuw en het begin van de 20e eeuw ontstonden grote fabrieken, zoals in Gorinchem de constructiewerkplaats De Vries Robbé. Het gemeentebestuur liet voor de fabrieken industrieterreinen aanleggen. Ook werden betere woonwijken gebouwd buiten de wallen, zoals de uitbreidingen West en Lingewijk. Opnieuw brak een moeilijke tijd aan, de crisistijd, die in 1929 begon en tot 1938 zou duren. Over de hele wereld werden miljoenen mensen werkloos. Ook in Gorinchem gingen fabrieken dicht en werden veel werknemers ontslagen.

Tweede Wereldoorlog

In 1940 brak de Tweede Wereldoorlog uit. Vergeleken met andere steden werd Gorinchem niet zo zwaar getroffen. Er vielen maar enkele bommen op de stad. Wel moesten veel arbeiders uit Gorinchem in Duitsland gaan werken. In Gorinchem werden 140 joodse bewoners opgepakt en getransporteerd naar concentratiekampen.

Na de Tweede Wereldoorlog werden in hoog tempo woningen gebouwd in het noordwestelijke gedeelte van de gemeente. In de zeventiger jaren werd die uitbreiding voltooid. De uitleg van de stad in oostelijke richting is in de zeventiger jaren gestart met de wijk Wijdschild. Deze werd in 1985 voortgezet met de wijk Laag-Dalem. Gorinchem telt tegenwoordig ongeveer 37.000 inwoners.

Monumenten

Vestingwerken

Tussen 1584 en 1609 werden rondom Gorinchem vestingwerken aangelegd naar een ontwerp van Adriaen Anthoniszoon van Alkmaar. Deze vestingwerken bestonden uit de Bagijnen-, de Wolpheren-, de Altena- en de Dalemwal. Daarnaast kwamen er elf bastions. Het is nu een prachtig wandelgebied, waarbij men goed zicht heeft op de oude binnenstad en de Merwede. Tevens komt men langs de Dalempoort. Dit is de enige overgebleven stadspoort en dateert uit 1597. Op het koepeltje staat een windhaan met daarop de Hollandse leeuw afgebeeld. Andere toegangspoorten, als de Water-, Kansel- en Arkelpoort, zijn in de 19e eeuw afgebroken.

Kerken

In 1844 werd de middeleeuwse gotische kruiskerk, die aan Sint-Maarten was gewijd, ‘wegens bouwvalligheid’ afgebroken. De toren, in de volksmond ook wel foutief Sint Janstoren genaamd, bleef staan. Het bijzondere aan de toren is dat de onderste van de drie geledingen scheef staat, terwijl de andere geledingen daarop wel recht staan. De toren vertoont daarom een knik. De Hervormde kerk die In de plaats kwam van de middeleeuwse kerk dateert uit 1851 en is naar een ontwerp van Isaac Warnsinck. De kerk is een typerend voorbeeld van 19e-eeuwse kerkbouw.

De Heilige Geestkapel, Arkelstraat 28, is van begin 15e eeuw. Tot omstreeks 1572 beheerden de Heilige Geestvaderen de kapel, van waaruit uitdelingen aan de armen gehouden werden. Thans wordt de kapel gebruikt door een kledingwinkel.

De Rooms-Katholieke kerk, de Martelaren van Gorcum en de O.L. Vrouw Onbevlekt Ontvangen, is gebouwd in 1836-1838 naar een ontwerp van de Gorinchemse architect J. van Nune. Het heeft een sobere bakstenen voorgevel met een vierkant, houten klokketorentje. In 1984 is de kerk omgebouwd tot een appartementencomplex.

De Gereformeerde kerk is gebouwd in 1909 naar een ontwerp van Tjeerd Kuipers en is thans in gebruik bij de Christengemeente. Het heeft een ongelijkzijdige achthoekige toren.

Het stadhuis (thans Gorcums Museum) werd gebouwd in 1860.

Het stadhuis (thans Gorcums Museum) werd gebouwd in 1860.

 

Huizen en openbare gebouwen

Het oude stadhuis op de Grote Markt is in 1860 gebouwd naar een ontwerp van de Rotterdamse bouwkundige A.W. van Dam. Het herbergt nu het Gorcums Museum (dat een boeiend beeld geeft van de geschiedenis van Gorinchem naast een collectie hedendaagse kunst), de artotheek, de VVV en een horecagelegenheid. Vóór het stadhuis staat sedert 1898 de Wilhelminafontein, bestaande uit een zuil waarop een vrouw met palmtak en lauwerkrans staat. Zij staat in een bekken, dat wordt gedragen door twee reigers en twee dolfijnen.

In de Molenstraat vinden we De Doelen uit 1589. Op het doelenterrein konden de schutters zich oefenen in het hanteren van de wapenen. De schutters van St.-Joris en die van St-Christoffel kwamen na hun oefeningen in het ‘Doelhuys’ bijeen om de gezamenlijke maaltijd te genieten. Het vrijwel vierkante gebouw kent een nieuw gebouwde traptoren. Het voormalige Tolhuis, Molenstraat 109, ligt aan de rivierkant van de stad. Hier werd de tol van de graven van Holland geheven. Eveneens in de Molenstraat ligt het Hervormde Weeshuis uit 1557 en het R.K. Weeshuis uit 1869.

In 1886 verrees aan de Visserslaan de Watertoren naar een ontwerp van J. Schotel. Momenteel zijn er negen woningen in gevestigd. Op Burgstraat 30 vinden we het voormalige woonhuis “’t Coemt al van God” uit 1563 met een rijk versierde renaissance trapgevel. Het voormalige woonhuis “Dit is in Bethlehem”, Gasthuisstraat 25, is gebouwd in 1566 en heeft een mooie topgevel en veel renaissanceversieringen. Op de Appeldijk vinden we 17e en 18e-eeuwse pakhuizen met interessante gevelstenen.

Molens

Bij een wandeling over de Gorcumse wallen komt men twee stenen stadskorenmolens tegen waar het graan tot meel werd gemalen. Bij het Paardenwater, Bagijnenwal 38, staat de stellingmolen ‘Nooit Volmaakt’. Deze korenmolen werd gebouwd in 1718 op een van de Gorcumse bastions. De molen bleek echter weinig wind te vangen, waardoor in 1763 de kap werd afgenomen en vier meter werd opgemetseld. Een andere stenen stellingmolen staat bij de Dalempoort, Dalemwal 3, en heet ‘De Hoop’.

Buiten Gorinchem staan twee wipmolens op de Grote Schelluinsekade. De ‘Oostmolen’ op nummer 2 dateert uit 1817, terwijl de ‘Westmolen’ op nummer 18 gebouwd werd in 1814. Beide molens bemaalden de polder Banne van Gorinchem en Kwakernaat.

 

Literatuur

Felix Cerutti e.a. (red.) Tien eeuwen Gorinchem. Geschiedenis van een Hollandse stad (Utrecht, 2018).
Bert Stamkot, Geschiedenis van de stad Gorinchem (Gorinchem, 1982).
A.J. Busch, Monumenten in Gorinchem (Gorinchem, 1975).
Oud-Gorcum Varia, tijdschrift van de Historische Vereniging Oud-Gorcum, 1984-